Levensverhaal Jan Zondag

Het leven van Jan Zondag, een geboren Annenaar die het platteland van Drenthe verliet, de wijde wereld introk en een bekende kunstschilder werd. Een kunstschilder die zijn inspiratie vond in de Chinese schilderskunst.

Piet Kaan
Henk Veenhof

DSC_4263U
Jan Zondag

Bij verschillende bewoners uit Annen is de schilder Jan Zondag nog wel bekend. Om iets meer te weten te komen over zijn leven als kunstschilder zijn we op zoek gegaan naar kinderen van Jan. Na enig zoekwerk maakten we een afspraak met zijn enige dochter Loekie. Loekie is ook kunstenaar, ondertussen 82 jaar oud en woont in de waterrijke binnenlanden van Friesland in het dorpje Delfstrahuizen.
Loekie Zondag en haar man Edvard Zegers wonen in een mooi landelijk huis naast een boerderij met rondom weilanden, koeien, schapen, paarden en veel water o.a. van het Tjeukermeer.

Loekie was er al op voorbereid want op een tafeltje lagen verschillende boeken en een map met schilderijen van haar vader. Ook lag er een familiebijbeltje met de namen van haar opa Lucas Zondag en oma Geesje Redeker en hun kinderen er in geschreven met een fraai handschrift.
Jan Zondag werd geboren op 13-4-1891 te Annen en was een zoon van Lucas Zondag en Geesje Redeker.
Lucas, geboren op 15-1-1865 te Donderen is op 31-1-1891 in de gemeente Zuidlaren getrouwd met Geesje Redeker, geboren op 30-9-1868 te Anloo. Al snel na hun trouwen werd dus hun zoon Jan geboren en na Jan volgden er nog 7 kinderen. Het jongste kind is na een half jaar al overleden.
Jan had 5 zusters en één broer. Zijn zus Hennie is gehuwd met Berend Steenhuis en zij zijn net als zijn broer Piet altijd in Annen blijven wonen. Zijn andere zussen zijn uitgezworven en woonden onder meer in Zwolle, Enschede, Bergum en Groningen.
Zijn vader was klompenmaker van beroep en kocht in 1895 een café aan de Zuidlaarderweg 124 in Annen en nu werd hij naast boer ook herbergier/caféhouder. Het café noemden ze “De Zon”. Zijn dochter Hennie is na haar huwelijk met Berend Steenhuis achter het café aan de Markeweg 2 gaan wonen.
Loekie vertelde dat haar vader altijd geweldig mooie verhalen over zijn jeugdjaren in Annen kon vertellen.
Hij vertelde altijd dat hij een mooie jeugd in Annen had gehad en van kinds af aan al graag mocht tekenen en het liefst in de vrije natuur.
Hij speelde vaak met het zoontje van de hoofdonderwijzer en dan gingen ze bij mooi weer zwemmen in de Hunze. Zijn vriendje had van zijn ouders een matrozenpakje gekregen en moeder Geesje had na veel moeite voor Jan ook een matrozenpakje gemaakt. Na de wandeling naar de Hunze werden de kleren in een weiland gelegd en de jongens gingen lekker zwemmen. Na de zwempartij kwamen ze weer bij de kleren maar nu bleek dat een koe rustig aan het vreten was met het matrozenpakje van Jan. Bijna bloot ging Jan met lood in de schoenen weer huiswaarts. Zijn moeder was al niet blij maar zijn vader was erg kwaad.
Thuis sliepen de kinderen in 2 bedsteden nabij de gelagkamer en ’s avonds konden ze de bezoekers van het café duidelijk horen praten en ook de rook hadden ze op de koop toe in de bedstee. Ook werden ze wel eens wakker van het lawaai bij ruzie en vechtpartijen, wanneer men te diep in het glaasje had gekeken. Het was destijds de gewoonte dat iedere man een zakmes bij zich had en bij ruzie werd het mes nog wel eens rechtop in de houten tafel geplaatst. Gelukkig was zijn vader er altijd bij en zorgde ervoor dat de ruziezoekers zo snel mogelijk uit het café werden gewerkt.
Regelmatig waren er feestavonden b.v. uitvoeringen van de plaatselijke toneelclub, Annermarkt, enz. en al vroeg moest Jan meehelpen achter de tap met glazen spoelen tot soms twee á drie uur in de nacht.
Jan vertelde dat hij als kind wel eens lopend naar zijn oom en tante in Veenhuizen ging. Van auto’s had men toen nog niet gehoord en ook fietsen waren een bezienswaardigheid. Via Anloo, Gasteren, Loon enz. was het meer dan 5 uur lopen.
De familieleden van zijn vader kwamen onder meer uit Norgervaart onder Assen, Smilde en Veenhuizen.
In Veenhuizen woonden zijn oom Piet en tante Aaltje en oom Henderikus en tante Jansien. Deze laatste had een functie bij de werkkolonie te Veenhuizen en zat ook wat beter in de slappe was. Jan herinnerde zich namelijk dat hij hier een boterham kreeg besmeerd met roomboter en suiker. Een lekkernij die in het grote gezin van zijn ouders onbekend was.
Ook vertelde hij dat hij tijdens deze wandeling een monsterachtig geluid hoorde. Bang rende hij terug. Al omkijkend zag hij in de verte voor het eerst in zijn jonge leven een trein voorbij denderen. Dat was de trein van Groningen naar Assen.
In Annen was nog geen dokter en voor medicijnen moest hij als oudste kind lopend naar Zuidlaren, waar de dokter zijn praktijk had, een wandeling van 2 uur heen en terug en meestal duurde het bij de dokter ook nog wel een half uur voordat de medicijnen klaar waren.

Het lag voor de hand dat Jan, als oudste kind, te zijner tijd het bedrijf van zijn ouders zou overnemen. Maar zoals zo vaak in het leven van een kunstenaar liep het totaal anders. Jan kon goed leren en de hoofdonderwijzer van de lagere school vond dat Jan verder moest studeren. Door zijn moeder gesteund, trachtte Jan naar de Rijkskweekschool in Groningen te gaan. Zijn vader besliste dat dit alleen kon als hij een studiebeurs kreeg. Dat lukte Jan en tussen het werk op de boerderij en in het café door bereidde hij zich voor op het toelatingsexamen. Dit toelatingsexamen werd gehaald en op 15 á 16 jarige leeftijd ging Jan in 1907 naar de Rijkskweekschool in Groningen en woonde hij in een pension.
In dit pension waren meer studenten in de kost. De pensionhoudster was nogal zuinig van aard. “Eet je maar van harte zat”, zei de pensionhoudster. Na één bord eten waren de hongerige magen nog lang niet gevuld maar ze kregen niets meer te eten.
De directeur van de Rijkskweekschool stimuleerde Jan om toch vooral zijn hoofdakte te halen. Tevens behaalde hij een akte schoonschrijven L.O., een akte tekenen L.O. en het diploma Slöjd.
Verder volgde hij later akte tekenen M.O. waarmee hij is gestopt. Weinigen hebben deze toen nog professionele opleiding voltooid.
In 1911 had hij zijn studie aan de Rijkskweekschool beëindigd en werd hij onderwijzer aan een school in Assen.
Al deze jaren had hij veel geschilderd en getekend en ook kwam hij in Groningen erg onder de indruk van Japanse houtsneden. In het museum maakte hij kennis met de Chinese landschapskunst, een invloed die door zijn gehele werk een grote rol zou spelen.
Na Assen volgde een periode als onderwijzer in Wageningen maar het Gooi trok. Jan wilde dichter bij de kunstenaars van zijn tijd leven en proberen contacten te leggen met vooraanstaande kunstzalen in Amsterdam.
In 1916 volgde dan ook een benoeming tot onderwijzer in Hilversum. Hier raakte hij verschillende malen overspannen en dan ging hij naar Annen om weer tot rust te komen. Meerdere portretten maakte hij in die tijd van zijn vader, moeder, andere familieleden en ook veel landschappen werden geschilderd, o.m. prachtige landschappen rondom het riviertje de Drentse Aa in de buurt van Schipborg. Ook een schilderij met de zogenaamde “zaodbulten op de Brink in Annen” geven een indrukwekkend beeld weer.
Ondanks het feit dat hij erg geliefd was als onderwijzer, besloot hij na een reis naar Parijs en de Dolomieten om met het geven van onderwijs te stoppen. Dit was voor hem een zware beslissing want hij gaf een zeker bestaan als onderwijzer met een vast inkomen op voor een onzekere bestaan van beeldend kunstenaar.
Op 1 december 1922 verliet hij voorgoed het onderwijs en samen met zijn vriendin Nellie van Wassenaar, die hij in Hilversum had ontmoet, gingen ze naar Frankrijk om daar een nieuw leven te starten.
In Montfort ‘l Amaury nabij Parijs vonden ze een klein huis met tuin en hier werd hun dochter Loekie in 1924 geboren. In de zomers waren ze vaak in Kortenhoef en Vreeland maar in de wintermaanden gingen ze weer richting Parijs of Zuid Frankrijk nabij Saint Tropez.
In Frankrijk maakte hij kennis met bekende kunstschilders als Claude Monet, Henry Matisse, Kees van Dongen en de bekende componist Maurice Ravel, die ook in Montfort ‘l Amaury woonde.
Vanaf 1933 had hij zijn eerste expositie te Amsterdam en meerdere exposities zouden nog volgen met veel succes en goede recensies.
In de zomer van 1938 waren ze weer in Parijs waar kunstvrienden hun aanraden om in verband met de oorlogsdreiging terug te gaan naar Nederland. In Eemnes vonden ze een woning.
Veel van zijn in Frankrijk gemaakte schilderijen is in diverse ateliers in Frankrijk achtergebleven en na de oorlog niet meer terug gevonden.
De oorlogsjaren waren voor het gezin Zondag een erg moeilijke periode en zijn vrouw Nellie overleed in 1943.
Na de oorlog maakte hij grote schilderijen van landschappen rond het IJsselmeer en heidelandschappen. De invloed van de Chinese landschapsschilders blijkt steeds overduidelijk. Jan voelde zich erg verwant met hun cultuur.
In de familie ging zelfs het verhaal dat er in de 17e eeuw een Chinese matroos in Drenthe was geweest waar de familie Zondag van zou afstammen. Jan en één van zijn zusters hadden een iets chinees uiterlijk, misschien was er enkele eeuwen terug wel een vreemde stier in de wei geweest.
In 1954 trouwde Jan met Agaath Buis en betrokken ze een woning in Blaricum, waarna ze in 1976 naar Laren verhuisden waar in 1981 zijn vrouw overleed.
Jan verhuisde op hoge leeftijd nog naar zijn dochter en haar man in St. Jansklooster, waar hij een eigen plek had om te werken en te wonen.
Aan een vriend in Laren schreef hij dat hij zo gelukkig was met de goede zorgen van zijn kinderen en dat hij samen met zijn dochter Loekie weer schilderde.
Zijn gezondheid ging echter snel achteruit en Jan overleed in 1982.

*****************************

Bron: Jan Zondag, een leven geschilderd door Anne Foest.
Interview met Loekie Zondag.